top of page
D

idactiek

Didactiek is de theorie van kennisoverdracht, vaardigheden en inzicht, waarbij centraal staat hoe een leerkracht deze overbrengt aan de leerlingen.

 

Om als leerkracht voor de klas te staan moet je beschikken over didactische vaardigheden. Hierbij werk je adaptief en richt je je op het aansluiten op de onderwijsbehoeften van kinderen. Deze zijn immers altijd verschillend.

 

In de didaktiek gaat het er dus om ‘hoe’ je kennis, vaardigheden en inzichten overbrengt. Voor ICT wordt dit gekenmerkt als digitale didactiek. Wilfred Rubens beschrijft voor digitale didaktiek zeven pijlers.

1 Relaties leggen

Deze relaties kun je leggen door leer- en werkgemeenschappen te creëren. Wanneer je een echte leer- en werkomgeving creëert zullen kinderen ook een authentieke leer- en werkervaring opdoen. Dankzij ICT kan er meer kennis bereikt worden in deze online gemeenschappen.

Samenwerken is dus een vereiste. Aan de leerkracht de taak dit in goede banen te leiden.

Tim, Rob en Sjoerd werken samen in een leerteam. Zij hebben de opdracht gekregen om een site te bouwen voor de werkweek. De groep wil het thuisfront namelijk op de hoogte houden van wat er gebeurt in die week. De leerkracht helpt hen hierbij. De leerkracht heeft het proces die zij zullen doorlopen voor hen in kaart gebracht. Deze bestaat uit:

Brainstormen, onderzoeken, proberen, onderzoeken, informeren, maken en testen. Voor het informeren heeft de leerkracht enkele Youtube-filmpjes opgegeven en kunnen zij de ICT-coördinator benaderen als expert.

 

Door de kinderen samen te laten werken en aan te geven welke mensen (of online filmpjes) zij kunnen benaderen leg je relaties en bouw je aan een kennisnetwerk.

2 Creëren

Ook bij het creëren is samenwerken een belangrijk aandachtspunt. Wanneer deelnemers uit een leer- of werkgemeenschap de bijdragen opschrijven in plaats van opschrijven, moeten deze opnieuw gestructureerd en gevormd worden. Dit bevordert verdiepend leren.

Tim, Rob en Sjoerd werken aan de pagina met introductie van de site. Zij hebben gebrainstormd over het doel van de pagina. Het moet een welkom zijn naar de ouders en vertellen hoe de werkweek is ontstaan. Hiervoor gaan zij naar de meest oude persoon op de school, de directeur en de conciërge. Wanneer zij de directeur en de conciërge hebben geïnterviewd maken zij het verslag. Ze lezen de eerste vraag, ‘wanneer zijn jullie’ voor het eerst op werkweek geweest?’. Dat is een makkie, de directeur vertelde 1986. Toen hadden zij een vraag die iets lastiger te beantwoorden was. ‘Wat deden jullie allemaal in die eerste week?’. Tim, Rob en Sjoerd kijken elkaar aan, de directeur heeft zoveel verteld, hoe schrijven we dit op? Ze pakken hiervoor de schrijfhulp erbij. ‘Voor wie schrijven we de tekst?’. ‘Voor de ouders’, zegt Rob. ‘Wat moeten zij weten?’. ‘Niet alles wat de directeur net vertelde, dat is teveel’, zegt Sjoerd. Dus de groep beschrijft in de tekst twee dingen die de directeur heeft gedaan in de werkweek van 1986.

 

Door de kinderen te helpen in het proces van creëren zorg je dat de kinderen aan het werk kunnen. In bovenstaand voorbeeld wordt de schrijfhulp genoemd. Hierdoor worden zij uitgedaagd om kritisch na te denken over wat zij opschrijven.

3 Naar buiten brengen

Het mooie van ICT is dat informatie makkelijk gedeeld kan worden. Wanneer je de kinderen leeropbrengsten laat delen met anderen motiveert dit ook voor het werkproces om tot de leeropbengst te komen.

De groep van meester Jan is bezig met een online krant. Hiervoor schrijft elke werkgroep een artikel per dag. De onderwerpen van die dag worden verdeeld onder de werkgroepen. Meester Jan wilde vakken integreren door de inhouden te koppelen aan taalopdrachten. Deze plaatsen zij op de site. Ook wil meester Jan graag mee aandacht besteden aan het betrekken van de ouders bij de inhoud van de lessen. Hierdoor hoop hij enkele ouders te enthousiasmeren vaker in de klas te komen helpen.

 

Jan motiveert leerlingen in het schrijven en creëren door er een ‘echte’ opdracht van te maken. Hij heeft hierbij oog voor het verspreiden van de werkopbrengsten buiten de groep.

4 Transparant maken van denken en samenwerken

Kinderen leren veel door te reflecteren op het samenwerkingsproces. Doordat dit online vastgelegd kan worden, wordt dit proces ook inzichtelijk gemaakt. Hierdoor kan het reflecteren ook beter plaatsvinden. Door het transparant maken van dit proces kunnen anderen hier ook van leren.

De week na de werkweek ronden Tim, Rob en Sjoerd de site af. Als opdracht hebben zij van meester Jan de opdracht gekregen om op de laatste pagina op te schrijven hoe het maken van de site is verlopen. Zij mogen hier ook foto’s en filmpjes voor gebruiken. ‘Wat hebben we ook alweer eerst gedaan?’, vraagt Tim. Ze denken allemaal hard na. ‘We hebben een online woordweb gemaakt voor het brainstormen’, zegt Sjoerd. ‘Dat is waar! Laten we die op de pagina zetten!’ en Tim knipt en plak de woordweb in een printscreen op de pagina. Hij tikt erboven: Brainstorm. ‘Een volgende keer had ik dat zo niet opgeschreven denk ik’, zegt Tim. ‘Wat bedoel je?’, vraag Rob. ‘Nou,’, zegt Tim. ‘Ik vind het met die kleuren maar een beetje onduidelijk, hier moeten we een volgende keer beter over nadenken.’ De groep denkt na en knikt instemmend. ‘Wat hebben we hierna gedaan?’, en zo werkt de groep verder.

 

In het voorbeeld laat meester Jan de kinderen reflecteren op hun eigen proces. Doordat de leerlingen veelal online gewerkt hebben, hebben zij van elke fase in het proces iets als beeld. In het voorbeeld is bij het brainstormen het online woordweb genoemd.

5 Leren leren en metacognitieve ontwikkeling

Door te differentiëren in opdracht en de hulp en sturing kunnen leerkrachten het leren leren bevorderen. Leren leren is letterlijk het vaardig worden om te kunnen leren. Door kinderen feedback te laten geven op de online producten van elkaar en op het proces (bijvoorbeeld denkstappen) stimuleer je het leren van elkaar.

De kinderen hebben in groepjes van drie op Edmodo een verslag gepubliceerd van het bezoek aan het Geofort in Herwijnen. Hiervoor mochten zij al hun online creativiteit gebruiken. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een filmpje gemonteerd, een foto collage gemaakt en anderen een gedicht geschreven in beeldtaal. Meester Jan heeft de laptops uit de kast gehaald en geeft aan elk drietal een laptop. De groepen krijgen het werk van een ander groepje toegewezen. De opdracht aan de kinderen is om een top en een tip te geven over het product en waarom. Daarbij beschrijft de groep hoe zij denken welke stappen de andere groep heeft doorlopen om tot dit product te komen. Dit beschrijven zijn in een opmerking onder het bericht. Had dit nog beter gekund? De groepen mogen onder het eigen product vermelden hoe zij het een volgende keer denken nog beter te kunnen organiseren. Meester Jan bekijkt op het smartboard of de leerlingen bruikbare feedback hebben ontvangen en vult dit eventueel aan.

 

In bovenstaand voorbeeld is genoemd dat kinderen online feedback krijgen op hun product. Hierna moeten zij zelf kritisch nadenken over het werkproces, getriggerd door de feedback van de andere groep. Door het online plaatsen van producten en feedback hebben anderen ook de mogelijkheid hiervan te leren.

6 Competenties centraal stellen

Evenals bij reguliere offline lessen moet je als leerkracht altijd bewust zijn van het leerdoel. Dit kunnen competenties zijn. Omdat ICT een bepaalde mate van autonomie geeft in het leer- en werkproces is het mogelijk dat deze opbrengsten in de vorm van competenties afwijkt van andere leerlingen. Als docent moet je dus altijd aandacht hebben voor de gezamenlijke opbrengsten als de individuele opbrengsten.

 

Omdat we niet weten welke banen de kinderen later zullen hebben is het verstandig om, naast de feitenkennis, competenties centraal te stellen in de leer- en werkactiviteiten. Dit zijn de tools welke kinderen nodig hebben om zich staande te kunnen houden in de maatschappij.

 

Ook deze competentieontwikkeling kan online inzichtelijk gemaakt worden. Voor kinderen is het prettig om hun eigen voortgang in kaart te hebben, zeker omdat zij zelf ook verantwoordelijk zijn voor hun eigen leren. Zo kunnen zij bewust verder werken aan hun competentieverwerving, wat willen zij leren?

Bij het maken van de site over de werkweek hebben Tim, Rob en Sjoerd een mooie product afgeleverd. Meester Jan gaat hierover met hen in gesprek. ‘Goed gedaan boys, de site ziet er goed uit! Kunnen jullie mij vertellen hoe je het samenwerken hebt aangepakt?’. De jongens geven aan dat zij het leuk vonden om met elkaar samen te werken. ‘Dat is mooi zegt Jan, maar hoe heb je gezorgd dat de site van jullie alle drie was?’. Rob vertelt dat zij hebben gekeken wat iemand wilde doen en hebben zo de taken verdeeld. ‘Jullie hebben dus gebruik gemaakt van elkaars sterke punten, slim! Wat hebben jullie van elkaar geleerd?’ De jongen denken diep na. Tim heeft Sjoerd geholpen bij het bewerken van foto’s door informatie op te zoeken hoe je de kleur kon veranderen. Sjoerd heeft Rob geholpen om interviewvragen te maken en de opnamen te bewerken. Rob heeft Tim geholpen filmpjes op de site te zetten.

Alle drie de jongen hebben opgeschreven van andere sites wat ze daar mooi aan vinden en wat niet. ‘Ik zal een aantekening maken bij jullie onlineportfolio dat het samenwerken jullie goed afgaat, bovengemiddeld!’, zegt meester Jan.

 

In het voorbeeld wordt genoemd dat de kinderen een onlineportfolio hebben. Hiermee zorgt de leerkracht dat voor zowel de kinderen als de leerkracht inzichtelijk is wat de sterke kanten zijn van kinderen. De leerkracht kan hen een keer inzetten als peer voor het samenwerken van andere groepen en bij deze leerlingen de nadruk in het werkproces op een andere competentie leggen.

7 Flexibiliteit

Door ICT heeft het leren de mogelijkheid om plaats- en tijdonafhankelijk plaats te vinden. Dit maakt dat de kinderen  autonomie nodig hebben. Dit is een voorwaarde om te kunnen creëren.  Stel jezelf dus zoveel mogelijk flexibel op. Ja zeggen als het kan, nee zeggen als het moet.

Het is lastig om verschillende soorten sturing te geven in een groep. ICT is juist uitermate geschikt om verschillende soorten sturing te geven. Bij digitale didactiek staat het leren voorop. ICT is hier een middel om het leren mogelijk te maken. Om flexibel te zijn moet je kaders stellen in de opdracht en werkomgeving om het werkproces te kunnen ‘managen’ als leerkracht.

Meester Jan heeft de kinderen een opdracht gegeven, een site voor de ouders maken over de werkweek. Hierbij heeft hij de vorm vastgesteld, waarmee hij weet dat de kinderen sowieso aan de ICT vaardigheden zullen werken. Hij is hierbij benieuwd welke vaardigheden de kinderen nog meer zullen verwerven. De opdracht staat verder immers vrij.

 

In het voorbeeld wordt genoemd dat meester Jan wil dat deze leerlingen aan hun ICT vaardigheden werken. Door een vorm te kiezen die hen die kant op stuurt zorgt Jan dat hij de kinderen verder autonomie kan geven in het uitvoeren van de opdracht.

Contact

Links

Adres

bottom of page